BRABANT

’s Zondags gaan A en ik vaak wandelen. We vieren de dag van de Heer met een wandeling door het mooie land van Brabant. Om te beginnen laten we ons verleiden door de wonderlijke plaatsnamen: Moemedel, Ganspoel, de Gemperbeek, de Roeselberg, de Doode Beemden, de Prosperdreef. Die namen trekken sporen door een heuvelachtig landschap met bossen, weiden en fruitboomgaarden, en herbergen kapelletjes, kastelen en imposante vierkantshoeven.

Op pad in holle wegen gaan we terug naar de tijd, toen zwanen neerstreken bij verborgen vijvers en paarden hinnikten onder het krakend gebinte van hoevestallen. Wandelend worden we pelgrims van het tellurische: we betreden een verloren stilte, vergeten in de plooien van de tijd, waar we luisteren naar het gehamer van een specht en het geritsel van eekhoorns. We vangen een glimp van een schichtige ijsvogel op de vlucht, bespieden een gaai die eikels pikt en staren naar het spektakel van twee boksende hazen.
Overal worden we beschermd door heiligen uit grootouders’ tijd, bijna altijd is de moeder Gods van de partij, zij het in een ongekende gedaante: bij Onze Lieve Vrouw van Steenbergen of Onze Lieve Vrouw ter Stokskes kunnen pelgrims al eeuwen terecht.

We eindigen onze wandeling op de dag van de Heer zoals het hoort: met schuimend bier van de trappisten, voor A een Westmalle tripel, voor mij een blauwe Chimay. En we klinken op de heuvelen van Brabant.

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.