Huishouden – Jenny Erpenbeck

‘Het is altijd beter om een vreemde te zijn in den vreemde dan in je eigen huis’ – aldus een personage uit de roman Huishouden, waarin Jenny Erpenbeck op een heel eigenzinnige manier de geschiedenis van het twintigste-eeuwse Duitsland vertelt. De zin verklapt wat de personages te wachten staat: ontheemd te zijn in eigen land. Weinig woorden zijn hechter verbonden met de Duitse cultuur dan ‘Heim’ of ‘Heimat’, maar hoe kun je thuis komen, hoe kun je wonen in een land dat in minder dan een eeuw ten gevolge van twee zware militaire nederlagen zijn grondgebied gehalveerd ziet en in tweeën gesplitst wordt, dat een van de meest diabolische regimes uit de geschiedenis huisvest, dat zowel de razernij van extreem rechts als de waanzin van extreem links omhelst en uiteindelijk in hereniging naar een moeizaam eerherstel zoekt?

De titel van de Nederlandse vertaling geeft perfect de dubbelzinnigheid weer: ‘huishouden’ is de aangelegenheden van een gezin en een huis ter harte nemen én vreselijk te keer gaan, vernielingen aanrichten, plunderen. De Duitse titel ‘Heimsuchung’ zinspeelt op iets gelijkaardigs: het zoeken naar een huis verandert in een huiszoeking, omdat in het huis in kwestie een misdrijf gepleegd is; of nog: het bezoek verandert in een bezoeking, en een dergelijke beproeving kan rampzalige gevolgen hebben.

Huishouden vertelt het verhaal van een stuk grond aan een meer in de buurt van Berlijn. Door de jaren heen groeien er dezelfde heesters en bomen, nesten er dezelfde vogels, komen dezelfde dieren er langs. En toch verschilt de vlonder bij het meer in 1936 van de aanlegplaats in 1953, is het tuinhuis uit de jaren twintig niet het tuinhuis uit de jaren zeventig… Op uiterst subtiele manier geeft de auteur te verstaan hoe de Duitse geschiedenis de inwoners van Duitsland ontheemdt.

De roman begint rond de eeuwwisseling, wanneer de lokale schout wekelijks met zijn vier dochters in een rijtuig door het dorp paradeert en een bezoek brengt aan de grond die hij geërfd heeft van de grootvader van zijn grootvader, die eveneens schout was. De twintigste eeuw heeft de draad van de traditie gebroken en sindsdien lopen de mensen rond in een wereld die ze niet meer herkennen. Toch houdt Erpenbeck geen verdoken pleidooi voor de goeie ouwe tijd, want haar verhaal komt op gang doordat één van de dochters van de schout geestesziek wordt en zelfmoord pleegt. Misschien suggereert de roman wel dat een obsessionele aandacht voor het eigen huis gedoemd is om faliekant af te lopen?

 

Jenny Erpenbeck, Huishouden. Amsterdam, Van Gennep, 2009, 172p.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.